Een goed klinkend oefenlokaal voor zangles ontwerpen doe je zo

In 2014 publiceerde het Noorse bureau voor normalisatie (SN) als eerste ooit een norm over oefen- en leslokalen voor muziek; NS 8178. Een norm is een document met afspraken over goed vakmanschap rond producten, diensten of processen. Dat lijkt misschien geen flitsende, baanbrekende gebeurtenis, maar in de wereld van akoestiek was dat broodnodig. Eindelijk een document waar zowel architect, akoesticus als aannemer weg mee konden. Sinds 2021 heeft ook het internationale normenbureau ISO deze norm overgenomen en wereldwijd gepubliceerd als ISO 23591.

De akoestische noden voor muziek zijn compleet anders dan die voor bijvoorbeeld kantoren, leslokalen of horeca. Het toepassen van ‘standaard’ ontwerptechnieken staat garant voor ontevredenheid van de eindgebruiker en discussie bij (of na) oplevering. Om de kracht van deze standaard te illustreren, werk ik enkele testcases uit van diverse muzieklokalen. Dit keer creëren we een oefenruimte voor zangles.

Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is

Gepast akoestisch advies voor muziek is altijd afhankelijk van het bespeelde instrument en van de grootte van de groep spelers. Gedetailleerde informatie over de programmatie is dus cruciaal voor een geslaagd ontwerp. Bij de kleinste ruimtes zijn de behoeftes nog vrij gelijklopend, maar bij grotere lokalen lopen de behoeftes al snel uit elkaar.

Zang valt onder de vlag van ‘Stille akoestische muziek’. Wie ooit al eens in de buurt van een operazanger(es) heeft gestaan kan echter beamen dat niet àlle zangstijlen ‘stil’ te noemen zijn. Opera-achtige technieken vallen daarom onder de ‘luide akoestische muziek’. Komt er een microfoon en versterking aan te pas, zoals in pop en jazz, spreken we over ‘versterkte muziek’.

In dit voorbeeld gaan we uit van hoogstens twee personen, bijvoorbeeld leerling en docent. Dit valt onder de noemer ‘Individuele oefenruimte’. in deze testcase geen opera, wel alle andere stijlen, met en zonder microfoon.

Foto: Pavel Danilyuk (via pexels)

Size does matter

Individuele oefenruimtes kunnen best klein zijn, maar niet té klein: minstens 35 m3 groot, met meer dan 13 m2 vloeroppervlak en minstens 2,7 m plafondhoogte. In projecten waar lengte, breedte en hoogte kunnen worden gekozen, adviseert de ISO “optimale” verhoudingen. Dit geeft een muzikale meerwaarde in de lagere frequenties. De slechtste ratio is de kubus; een H:L:B verhouding van 1:1:1.

In deze testcase kiezen we voor een ruimte van 4,1 m lang, 3,3 m breed en 2,8 m hoog. Daarmee voldoen we (net) aan de minima voor een ‘individuele oefenruimte’ voor zowel ‘stille’ als ‘versterkte’ muziek. Tevens hebben we een gunstige H:L:B ratio van 1:1,46:1,18.

Wat met de nagalm? Er zijn in dit geval twee verschillende optimale nagalmtijden. Voor niet-versterkte zang is dat 0,4 à 0,5 seconden. Voor zang mét versterking is dat korter, slechts 0,2 à 0,3 seconden. Het is in dit geval dus belangrijk om een variabele akoestiek te voorzien, bijvoorbeeld met sluitbare absorptiepanelen of aangepaste akoestische gordijnen.

Korte nagalmtijden zijn onvoldoende nauwkeurig te berekenen op voorhand. De enige betrouwbare optie is een meting, bij voorkeur meteen na de plaatsing van ramen en deuren. Is de actuele nagalmtijd langer dan nodig, dan moet er akoestisch absorptiemateriaal worden toegevoegd aan de binnenafwerking, doorgaans onder de vorm van plafondpanelen, wandpanelen en/of bassabsorbers in de hoeken. Is de galm nu al te kort, dan moeten er absorberende materialen worden verwijderd of meer harde materialen worden toegevoegd aan de binnenafwerking. Overige niet-beklede wanden werk je best af met diffusiepanelen om lelijke flutterecho’s te voorkomen.

Een combinatie van akoestisch absorberende en diffuserende panelen.
(GIK Acoustics)

Doe maar massief

Het is véél eenvoudiger om de nagalm in een ruimte te verkorten dan ze te verlengen. En hoe massiever de constructie, hoe groter de kans op een lange nagalm. Lichte wanden zoals gipskarton hebben een absorberende werking en verkorten vaak de nagalmtijd. De muziek zal in deze ruimtes zwakker en ‘dunner’ klinken. Om te compenseren zullen musici instinctief luider zingen dan goed voor ze is en uiteindelijk hun stembanden forceren.

Kies zoveel mogelijk voor massieve, steenachtige materialen. Voor wanden, vloeren én plafonds. Voorzie in de budgettering ook voldoende ruimte voor de aankoop en plaatsing van absorptie, basabsorptie en diffusie. Die ga je sowieso nodig hebben voor een fantastisch klinkend eindresultaat.

Klinkt hout echt beter?

Ondanks de hardnekkige mythes is hout geen uitgesproken ‘muzikaal’ bouwmateriaal. Warm in de sfeervolle betekenis, dat wel, maar niet akoestisch. Ook in de nieuwste grote concertgebouwen wordt wereldwijd vaak houtfineer gebruikt in plaats van hout.

Het laatste rondje

Om af te sluiten nog enkele algemene tips voor een geslaagd ontwerp:

  • Vermijd waar mogelijk grote parallelle vlakken. 5 à 7 graden afwijking is voldoende om lelijke, kletterende klanken te vermijden.
  • Sommige zangdocenten begeleiden hun lessen graag vanop de piano. Afhankelijk van het type en model zijn die beesten vrij groot. Hou hiermee rekening bij het bepalen van de nodige vierkante meter oppervlak.
  • De nodige plafondhoogte wordt groter naarmate het aantal muzikanten groeit. Hoogtes tot vijf of zes meter zijn geen uitzondering.